Origineel
C’è un oasi nel deserto dove un giorno a
Chieder l’acqua si fermò
Un forestiero
In mezzo ai palmeti verdi c’era un pozzo e una
Ragazza era là
Il suo nome era Sara
“Tu sei un Giudeo” gli disse la donna
“Con quale coraggio mi chiedi da bere
Son mille anni e più che i tipi come te
Non passa di qui non parlano con noi
Ed il primo sei tu ma perché tu lo fai
A una Samaritana i Giudei un po’ d’acqua non
Chiesero mai”
“Tu donna se conoscessi il forestiero che sta qui
Davanti a te
Gli chiederesti
Un sorso di acqua e allora sarei io che darei da
Bere a te
Io che sono un Giudeo”
A quel forestiero rispose la donna
“Ma dove la trovi quest’acqua da bere
Io vedo che non hai la secchia insieme a te
Profondo è il pozzo sai vuoi dirmi come fai”
Lui la donna guardò
Sorridendo spiegò
“Non si trova nel pozzo quest’acqua di vita che
Io ti darò”
E lei, e lei, e lei
Era incredula
E lui, e lui, e lui
All’orecchio le si avvicinò
Le bisbigliò qualcosa
E lei sbiancò
“Tu sai tutto di me
Mi vuoi dire chi sei
Solamente un profeta conosce i segreti di
Ognuno di noi”
“Signore, io so che un giorno il messia
Come un povero verrà in
Mezzo a noi
E quando verrà sta scritto già sta scritto
Che ogni cosa ci dirà
Perché viene dal cielo”
E quel forestiero di tanta bellezza
Guardò quella donna con molta dolcezza
E disse “sono io colui che dici tu
Se l’acqua mia berrai mai più tu morirai”
E la prima fu lei
A sapere di lui
Che quell’uomo del pozzo era il figlio di
Dio chiamato Gesù
Vertaling
Er is een oase in de woestijn waar op een dag
Om water te vragen
Een vreemdeling
In het midden van de groene palmbomen was er een put en een
Een meisje was daar
Haar naam was Sarah
“Je bent een Jood,” zei de vrouw tegen hem.
“Hoe durf je me om een drankje te vragen.
Het is meer dan duizend jaar geleden dat mensen zoals jij
Ze komen hier niet langs, ze praten niet met ons.
En jij bent de eerste, maar waarom doe je het?
De Joden hebben nooit een Samaritaanse vrouw om water gevraagd
gevraagd.”
“Jij vrouw, als je de vreemdeling kende die hier staat
Voor je.
Je zou hem vragen
voor een slok water, dan zou ik je een slok geven.
Drink op jou.
Ik die een Jood ben.”
De vrouw antwoordde de vreemdeling.
“Maar waar vind je water om te drinken?
Ik zie dat je geen emmer bij je hebt.
De bron is diep, weet je. Vertel me hoe je het doet.”
Hij keek naar de vrouw.
Hij glimlachte en legde het uit.
“Dit water des levens is niet te vinden in de put.
Ik zal je geven”
En zij, en zij, en zij
Was ongelovig
En hij, en hij, en hij
Kwam tot aan haar oor
Hij fluisterde iets
En ze werd wit
“Je weet alles over mij
Wil je me vertellen wie je bent
Alleen een profeet kent de geheimen van
Ieder van ons.
“Heer, ik weet dat op een dag de messias zal komen
Als een arme man zal komen
Onder ons
En als hij komt staat er geschreven
Hij zal ons alles vertellen
Want hij komt uit de hemel”
En die vreemdeling van zo’n schoonheid
keek naar die vrouw met veel zachtheid
En zei: “Ik ben het die gij zegt
Als je mijn water drinkt, zul je sterven.”
En zij was de eerste
Om over hem te weten
Dat de man bij de bron de zoon was van
God’s zoon genaamd Jezus