Origineel
The bones of the ancients lay silent in the dust.
Entwind with the remains of
The resistance.
I stood somber amidst the remnants
Of a war fought in
Vein.
As I look upon their bones I knew it was my time.
In the absence of
The sun,
I stood somber amidst the storm
And witnessed the aftermath of
Heresy,
And the fall of the divine.
My eyes transfixed upon a distant
Shape.
Glowing, drawing ever closer.
I watched as the shape drew near
And
Before my eyes turned into a demon.
He stopped in his tracks before me.
Upon
His head layed a crown of fire.
The flames flickered as his eyes met mine.
We
Stood motionless in the storm
And he spoke to me.
“I’ve seen all that is to
Be seen,
I’ve heard all that is to be heard.
I am all knowing but still I am
Empty,
I’m so empty.”
He forged this crown from the flame
Of mankind, but
The sadness of the world laid heavy on
His brow. He can no longer bare the
Burden of humanity.
The bones of the ancients lay silent in the
Dust.
Entwind with the remains of the resistance.
I stood somber amidst the
Remnants
Of a war fought in vein.
As I look upon their bones I knew it was my
Time.
Right before my eyes, the demon turned
To ash upon the snow.
I took
The crown, as the winds
Took his remains to the sky.
The Wolves Gather Around
Me howling black lullabies.
Their songs enslave even the strongest man in
Sleep.
As we slumber the snow erases us.
Wiping clean the slates of
Time.
Witnessing the end of the world we know.
Wiping clean our
Existence.
In the absence of the sun,
I stood somber amidst the storm.
The
Crown of hell laid heavy upon my head
As the world fell into the black slumber.
Vertaling
De botten van de Ouden lagen stil in het stof.
Verstrengeld met de overblijfselen van
Het verzet.
Ik stond somber temidden van de overblijfselen
van een oorlog uitgevochten in
Vein.
Terwijl ik naar hun botten keek, wist ik dat het mijn tijd was.
In de afwezigheid van
De zon,
stond ik somber te midden van de storm
En was getuige van de nasleep van
Ketterij,
en de val van het goddelijke.
Mijn ogen gefixeerd op een verre
Vorm.
Gloeiend, steeds dichterbij komend.
Ik keek toe toen de vorm dichterbij kwam
En
voor mijn ogen veranderde in een demon.
Hij stopte in zijn sporen voor mij.
Op
zijn hoofd lag een kroon van vuur.
De vlammen flikkerden toen zijn ogen de mijne ontmoetten.
Wij
Stonden roerloos in de storm
En hij sprak tot mij.
“Ik heb alles gezien wat er te
gezien moet worden,
Ik heb alles gehoord wat gehoord moest worden.
Ik ben alwetend maar toch ben ik
leeg,
Ik ben zo leeg.”
Hij smeedde deze kroon uit de vlam
van de mensheid, maar
de droefheid van de wereld lag zwaar op
Zijn voorhoofd. Hij kan niet langer de
Last van de mensheid.
De botten van de ouden liggen stil in het
Stof.
Verstrengeld met de overblijfselen van het verzet.
Ik stond somber temidden van de
overblijfselen
van een oorlog gevochten in ader.
Toen ik naar hun botten keek wist ik dat het mijn
Tijd was.
Vlak voor mijn ogen, veranderde de demon
in as op de sneeuw.
Ik nam
de kroon, terwijl de winden
zijn overblijfselen meenamen naar de hemel.
De wolven verzamelen zich rond
Mij huilend zwarte slaapliedjes.
Hun gezang maakt zelfs de sterkste man in
Slaap.
Als we sluimeren wist de sneeuw ons uit.
schoonvegend de leien van
Tijd.
Getuige van het einde van de wereld die we kennen.
Schoonvegen van ons
Bestaan.
In de afwezigheid van de zon,
stond ik somber te midden van de storm.
De
Kroon van de hel lag zwaar op mijn hoofd
Als de wereld viel in de zwarte sluimer.