Songteksten Vertalen

Zoek vertaling

Artiest:

jaco e jacozinho

Songtekst:

burro empacador

Je bekijkt nu de songtekst en vertaling: jaco e jacozinho – burro empacador ? Hieronder vindt je de songtekst met vertaling naast elkaar weergegeven!

Benieuwd naar het liedje en de betekenis van burro empacador? Bekijk de Nederlandse vertaling.

Op onze website vindt je veel meer songteksten met vertalingen van jaco e jacozinho!

Bekijk ons archief en ontdek welke songteksten & vertalingen van jaco e jacozinho te vinden zijn!

Origineel

Eu alembro e tenho saudade. Do bão tempo que eu passava. No tempo que eu fui valente, ai. O pessoár me arrespeitava. Sempre eu era reliento. Em toda festa que eu chegava. Alembro de uma ocasião. Que o pessoár sempre me contava. Fiz corrê quatorze home. De medo tudo gritava. Comigo fazia os quinze. Que na frente até avuava. Corria mais do que os outros. E nenhum não me arcançava. Sempre eu era de sorte. Porque Deus me ajudava. Todas briga que havia. Sempre eu que apartava. O pessoár já conhecia. Perto de mim ninguém brigava. A canela do mateiro. Seguidinho eu emprestava. Eu via briga formada. E garrucha quando lumiava. Se saía argum tiro. Lá de longe eu escuitava. Nunca eu fui testemunha. Que nesta hora eu não tava. Depois fiquei domadô. Mas é tempo que eu gozava. Empreguei numa fazenda. Os peão que tinha tudo eu cinzava. Eu vivia de reserva. E de mim tudo ciumava. Esses burro empacadô. Sempre a barda eu que tirava. Quando era redomão. Logo eu desabusava. Se o burro era queixudo. Na hora que empacava. Só pra não ficá bardoso. Eu apeava e puxava. O patrão me despachou. Falou que eu não atacava. Disse que eu não era peão. Pra lida eu não prestava. Eu fiquei louco de reiva. De tanto que ele insurtava. Eu ranquei do meu revórve. Que na cinta eu carregava. Depois vieram me agradá. Pensando que eu atirava. Nunca vi que viage triste. E a vergonha que eu passava. Quando eu via boi no laço. Nem lá perto eu não chegava

Vertaling

Ik herinner het me en ik mis het. De goede tijd die ik heb doorgebracht. Toen ik nog dapper was, ouch. Mensen respecteerden me. Ik was altijd trots. Op elk feestje waar ik kwam. Ik herinner me een gelegenheid. Dat zeiden mensen altijd tegen me. Ik runde veertien huizen. Alles schreeuwde van angst. Ik rende met vijftien van hen. Ik rende zelfs vooruit. Ik rende meer dan de anderen. En geen van hen zou me tegenhouden. Ik had altijd geluk. Omdat God me geholpen heeft. Elk gevecht dat er was. Ik was altijd degene die het uitmaakte. Mensen kenden me al. Niemand vocht in mijn buurt. De mateiro’s scheenbeen. Toen heb ik het aan hen uitgeleend. Ik zag een gevecht ontstaan. En toen het pistool flitste. Als er een schot is afgevuurd. Ik luisterde van een afstand. Ik was nooit een getuige. Ik was er toen niet. Toen was ik getemd. Maar ik genoot er vroeger van. Ik werkte op een boerderij. De peons die alles hadden wat ik had. Ik woonde in het reservaat. En ik was helemaal jaloers. Die ezels zaten vast. Ik was altijd degene die ze uitdeed. Toen het groot was. Dan zou ik me ervan ontdoen. Als de ezel aan het klagen was. Toen het vast kwam te zitten. Gewoon zodat het niet bardoso zou worden. Ik zou erop gaan en trekken. De baas heeft me weggestuurd. Hij zei dat ik niet zou aanvallen. Hij zei dat ik geen pion was. Ik was niet goed voor mijn werk. Ik was razend van woede. Hij was zo boos op me. Ik rende weg van mijn pistool. Die ik in mijn riem droeg. Toen kwamen ze om mij een plezier te doen. Ik dacht dat ik zou schieten. Ik heb nog nooit zo’n trieste reis gezien. En de schaamte die ik doormaakte. Toen ik de os in de lasso zag. Ik kon niet eens in de buurt komen