Origineel
[Chorus]
She walks these hills in a long black veil
She visits my grave when the night winds wail
Nobody knows, nobody sees
Nobody knows but me
[Verse 2]
Ten years ago, on a cold dark night
Someone was killed ‘neath the town hall light
There were few at the scene, but they all agreed
That the slayer who ran looked a lot like me
[Verse 3]
The judge, he said: “Son, what is your alibi?
If you were somewhere else, then you won’t have to die”
But I spoke not a word, though it meant my life
For I’d been in the arms of my best friend’s wife
[Chorus]
She walks these hills in a long black veil
She visits my grave when the night winds wail
Nobody knows, nobody sees
Nobody knows but me
[Verse 4]
Now the scaffold is high and eternity is near
She stood in the crowd but shed not a tear
But sometimes at night when the cold winds moan
In a long black veil, she cries on my bones
[Chorus]
She walks these hills in a long black veil
She visits my grave when the night winds wail
Nobody knows, nobody sees
Nobody knows but me
No, no, nobody knows but me
I said nobody knows but me
Yeah nobody knows but me
Vertaling
[refrein]
ze loopt over deze heuvels in een lange zwarte sluier
Ze bezoekt mijn graf als de nachtwinden jammeren
Niemand weet het, niemand ziet het
Niemand weet het, behalve ik
[Vers 2]
Tien jaar geleden, op een koude donkere nacht
werd er iemand vermoord onder het licht van het stadhuis
Er waren maar weinigen op de plaats delict, maar ze waren het er allemaal over eens
dat de moordenaar die wegrende veel op mij leek
[Vers 3]
De rechter, hij zei: “Zoon, wat is je alibi?
Als je ergens anders was, dan hoef je niet te sterven”
Maar ik sprak geen woord, al betekende het mijn leven
Want ik lag in de armen van de vrouw van mijn beste vriend.
[refrein]
Ze loopt over deze heuvels in een lange zwarte sluier
Ze bezoekt mijn graf als de nachtwinden jammeren
Niemand weet het, niemand ziet het
Niemand weet het, behalve ik
[Vers 4]
Nu het schavot hoog staat en de eeuwigheid nabij is
Ze stond in de menigte maar vergoot geen traan
Maar soms ’s nachts als de koude wind jammert
In een lange zwarte sluier, huilt ze op mijn botten
[refrein]
Ze loopt over deze heuvels in een lange zwarte sluier
Ze bezoekt mijn graf als de nachtelijke winden jammeren
Niemand weet het, niemand ziet het
Niemand weet het, behalve ik
Nee, nee, niemand weet het, behalve ik
Ik zei dat niemand het weet behalve ik
Ja, niemand weet het, behalve ik