Ik ben een hond, een vuile vliegende hond. Ik drink Campari met gemarineerd wild varken. Ik heb geen verstand, ik hou van elektrische afrastering. Ik stop prikkeldraad in mijn broek en doe een Keltische dans. Maar als ik kan, ben ik een vrijgevige man. Ik gooi je uit het vuur en terug in de pan. En als je op de grond ligt en eruit ziet alsof je gaat verdrinken. Van al je vrienden ben ik degene die het meest geneigd is om te blijven. Ik ben een drenkeling. Wie zal deze drenkeling redden? Wie redt deze drenkeling? Wie redt deze vuile drenkeling? Je bent zo mooi, zo helder en glanzend mooi. En ik ben zo trots om te zeggen dat je in feite een vriend van mij bent. En dubbel blij met kromme wiebelige knieën. Ik duik er in en zwem met een rugslag over deze zeeën van kaas. Maar op de momenten dat ik niet zo’n gevende man ben. Flip me alsjeblieft uit het vuur en back-up in de koekenpan. En als je beneden bent en eruit ziet alsof je gaat verdrinken. Van al je vrienden ben ik degene die het meest geneigd is om te blijven. Ik ben een drenkeling. Wie zal deze drenkeling redden? Wie redt deze drenkeling? Wie redt deze vieze drenkeling?