Origineel
There are moments in life
When man with his louse ridden hair
Casts wild staring looks
At the green membranes of space, for he believes
He hears, somewhere ahead
The wry hoots of a phantom
He staggers and bows his head
What he has heard is the voice of his own conscience
He is determined and alert
And with the speed of a madman he rushes out
Takes the first direction his wold state suggests
And bounds over the rough plains of the wield
But the yellow phantom never loses sight of him
Chasing him with equal speed, sometimes on stormy nights
When legions of winged octopi which look like ravens at a distance
Hover above the clouds, moving ponderously
Towards the cities of men, there in the dark
Their mission is to warn them on such nights the dark eyed grit
Sees two beings passing by one after another
And wiping a furtive tear of compassion
Which flows out from its frozen eye
It shouts out, “Yes, certainly he deserves it
It is only justice being done” having said that
He re-assumes his grim attitude and continues to watch
And continues to watch, trembling nervously, the manhunt
The phantom makes a clicking sound with its tongue as if to tell itself
It’s giving up the chase, his is the voice of the condemned
And when its dreadful shrieking penetrates the human heart
Man would prefer to have death as his mom
Than to have remorse as his son, I have seen him
Making for the sea, climbing a jagged promontory
Lashed by the eyebrow of the surge
And flinging himself down, into the waves
The miracle is this, the corpse reappeared the next day
On the surface of the raging sea
Which had brought this flotsam of pale flesh back to the shore
The man freed himself from his body’s imprint in the sand
He wrung the water from his drenched hair
The man freed himself from his body’s imprint in the sand
Wrung the water from his drenched hair
And silently returned to the way of life
Vertaling
Er zijn momenten in het leven
Wanneer de mens met zijn door luis geteisterde haar
wilde starende blikken werpt
naar de groene membranen van de ruimte, omdat hij gelooft
Hij hoort, ergens in de verte
Het wrange geroep van een spook
Hij wankelt en buigt zijn hoofd
Wat hij heeft gehoord is de stem van zijn eigen geweten
Hij is vastbesloten en alert
En met de snelheid van een gek snelt hij naar buiten
Neemt de eerste richting die zijn woede hem ingeeft
En hij loopt over de ruige vlakten van het veld
Maar het gele spook verliest hem nooit uit het oog
Achtervolgt hem met gelijke snelheid, soms in stormachtige nachten
Wanneer legioenen van gevleugelde octopussen, die op een afstand op raven lijken
zweven boven de wolken, zich zwaar voortbewegend
naar de steden van de mensen, daar in het donker
Hun missie is hen te waarschuwen op zulke nachten ziet het grut met de donkere ogen
twee wezens na elkaar voorbij zien komen
En veegt een vluchtige traan van medelijden weg
die uit zijn bevroren oog vloeit
Roept het uit, “Ja, hij verdient het zeker
Het is alleen maar gerechtigheid dat wordt gedaan” en dat gezegd hebbende
Neemt hij zijn grimmige houding weer aan en blijft kijken
En blijft, zenuwachtig bevend, de klopjacht volgen
Het spook maakt een klikkend geluid met zijn tong, alsof hij zichzelf wil zeggen
dat het de jacht opgeeft, zijn stem is de stem van de veroordeelde
En wanneer zijn vreselijke gekrijs het menselijk hart binnendringt
heeft de mens liever de dood als moeder
dan wroeging als zijn zoon, ik heb hem gezien
Op weg naar de zee, een grillig voorgebergte beklimmend.
vastgesnoerd door de wenkbrauw van de vloedgolf
en zichzelf naar beneden wierp, in de golven.
Het wonder is dat het lijk de volgende dag weer opdook.
Op het oppervlak van de woeste zee
Die dit flotsam van bleek vlees terug naar de kust had gebracht
De man bevrijdde zichzelf van de afdruk van zijn lichaam in het zand.
Hij wreef het water uit zijn drijfnatte haar
De man bevrijdde zich van de afdruk van zijn lichaam in het zand
Wrong het water uit zijn drijfnatte haar
En keerde stilletjes terug naar de weg van het leven