Origineel
Sexta-feira à meia-noite. Eu já estava deitado. Quando escutei um barulho. Levantei desconfiado. Era um velho macumbeiro. Das bandas da Água Rasa. Que veio fazer despacho. No portão da minha casa. De dentro eu assistia. Pela fresta da vidraça. Tinha quatro vela acesa. E um litro de cachaça. Tinha uma galinha preta. E um sapo morto no chão. Deste jeito ele falava. Ajoelhado em meu portão. declamado:. (“As corrente indiana fincam no espaço. Os corredô das caatinga do norte. Há de baixá no terreiro desta casa. Pra enrroletrá a vida deste cabra. Nesta casa todas as coisas tem que ir por água abaixo. A paz há de se transformá em desespero. O amor há de se transformá em ódio. O sorriso há de se transformá em lágrima. E a felicidade há de transformá em eterna separação”). Eu dei um pulo pra fora. Dei um grito no terreiro. Quando cheguei no portão. Não vi mais o macumbeiro. Das velas fiz uma cruz. Queimei em cima do sapo. Mandei a pinga pra goela. E a galinha foi pro papo. Esse velho macumbeiro. De tudo se arrependeu. O mal que ele me fez. Ele mesmo recebeu. Meu avô sempre dizia. Um ditado verdadeiro. Que às vezes o feitiço. Vira contra o feiticeiro. Que às vezes o feitiço. Vira contra o feiticeiro. (Pedro Paulo Mariano – Santa Maria da Serra-SP)
Vertaling
Vrijdag om middernacht. Ik lag al in bed. Toen ik een geluid hoorde. Ik stond argwanend op. Het was een oude heksendokter. Van rond Agua Rasa. Die kwam om de verzending te maken. Bij de poort van mijn huis. Van binnenuit keek ik toe. Door de barst in het raam. Er waren vier brandende kaarsen. En een liter cachaça. Er was een zwarte kip. En een dode kikker op de vloer. Op deze manier sprak hij. Knielend bij mijn poort, reciteerde hij: (“De Indiase ketenen reiken tot in de ruimte. De corridors van de noordelijke caatinga. Je moet naar beneden komen naar de tuin van dit huis. Om het leven van deze geit te verheerlijken. In dit huis moeten alle dingen naar beneden. Vrede moet omslaan in wanhoop. Liefde zal in haat veranderen. Glimlach zal veranderen in tranen. En geluk zal veranderen in eeuwige scheiding”). Ik sprong naar buiten. Ik gaf een schreeuw in de tuin. Toen ik bij de poort kwam. Ik heb de toverdokter niet meer gezien. Van de kaarsen heb ik een kruis gemaakt. Ik heb het boven op de kikker gebrand. Ik stuurde de drank door zijn keel. En de kip werd tot moes. Deze oude heksendokter. Hij had spijt van alles. Het kwaad dat hij me heeft aangedaan. Hij heeft het zelf ontvangen. Mijn grootvader zei altijd. Een waar gezegde. Soms is de spreuk Keert zich tegen de tovenaar Dat soms de betovering Keert zich tegen de tovenaar. (Pedro Paulo Mariano – Santa Maria da Serra-SP)